Enig resultaat

Joop Voorn werd geboren op 16 oktober 1932 te Den Haag.
Hij zong in het parochiële jongenskoor “Ex ore infantium”: gregoriaans, Perosi, maar ook Palestrina, Bruckner en Jan Mul. Hij volgde pianolessen en studeerde van 1946 tot 1951 piano, orgel en harmonie bij Jean Claessens te Weert (Klein Diploma Organist van de K.D.O.V. in 1951).
Van 1952 tot 1966 studeerde hij filosofie en theologie, onder andere te Rome, waar hij ook contrapuntlessen nam bij Edgardo Carducci aan het Istituto Pontificio di Musica Sacra. Hij was ook werkzaam als docent theologie. In 1966 deed hij doctoraal examen dogmatische theologie te Nijmegen bij Edward Schillebeeckx, cum laude, met een scriptie over “Wet en Evangelie” in de Theologische Ethik I van Helmut Thielicke. Vanaf 1966 studeerde hij aan het Brabants Conservatorium te Tilburg: compositie en theorie bij Jan van Dijk, en piano bij Polo de Haas. In 1969 behaalde hij het diploma B in de theorie der muziek. Zijn scriptie handelde over de twaalftoonstructuur van Strawinsky’s Threni. In 1971 behaalde hij diploma B piano en in 1975 de conservatoriumprijs voor compositie.
In 1969 werd Joop Voorn leraar muziekanalyse en contrapunt aan het Brabants Conservatorium. Hij bekleedde deze functie tot 1995, waarbij tenslotte ook onderwerpen als muziekgeschiedenis en analyse 20ste eeuw aan de orde waren.In de negentiger jaren studeerde Joop Voorn schilderkunst aan de Academie voor schone kunsten te Arendonk, België. Hij studeerde af in 1998, met eervolle vermelding, zowel voor zijn werk als voor zijn scriptie, getiteld: Heeft de vorm een inhoud?.

In de jaren zestig begonnen, schreef Joop Voorn als componist aanvankelijk dodekafoon, met soms ook seriële elementen. Er was in die tijd ook een andere beïnvloeding: klankvelden, mikropolyfonie, proportionele notatie. Deze invloeden c.q. schrijfwijzen behielden hun werking tot in de late jaren zeventig. Onder die invloeden is muziek veelal athematisch en enigszins “onbepaald”. Ook de moeilijkheidsgraad is vaak vrij hoog, en dat komt men vooral tegen als het gaat om vocale muziek. Toen Joop Voorn via Huub Kerstens de opdracht kreeg, een werk voor koor en orkest te schrijven (Song of Enitharmon) voor het honderdjarig bestaan van de Vrije Universiteit te Amsterdam, ontstond een kentering. In een voorstudie tot dit werk, Primavera voor koor, staan akkoorden in tonale spanningsvelden, de drieklanksopbouw vaak verhuld, de tonaliteiten verhuld. Van hieruit vond verdere ontwikkeling plaats. In de instrumentale muziek waren tonale impulsen aanwezig, die echter voor de luisteraar niet zeer opvallend zijn. Er is geen sprake van een systeem in de keuze van tonen en hun onderlinge relaties. Vanaf ongeveer 1987 nam de componist zich voor, voortaan met een zekere regelmaat “gewoon” werk voor koor te schrijven. Natuurlijk was er vaak een bepaalde aanleiding voor, maar ook zonder al vastliggende bestemming schreef hij een tamelijk aantal grotere en kleinere koorstukken. De koorstukken met ensemble zijn alle geschreven vanuit een bepaalde aanleiding, vraag of opdracht.
Joop Voorn streeft in zijn muziek geen werking na die agressief is of “ruig”. Zijn muziek is nooit “lawaaierig”, noch qua klank, noch qua emotie, heeft geen inslag van amusement en heeft geen verbinding met jazz of rock. Het is eerder een zekere mate van “stilte” en “aandacht” die zijn muziek doortrekt. Er zijn misschien vooral twee dingen die zijn voorstellingswereld bepalen, nl. de lineariteit van polyfonie, en de klankvinding: in de klank, in het “akkoord” welluidendheid, helderheid, transparantie. Een zekere “objectieve” uitstraling staat hem voor ogen.
Een heldere klankwerking, een objectieve uitstraling staan mij voor ogen: kwaliteiten van het harmonische en van het akkoord. Daaraan tegengesteld, bemerk ik, schrijvend, een tendens tot expressie, kwaliteit ook van het harmonische, maar anders. En ook: harmonie als geestelijke kwaliteit. Muziek als beeld van het eigenlijk verlangde (bron: Donemus – Joop Voorn)