Leos Janácek is een laatbloeier. Zijn meeste composities schrijft hij in de laatste 20 jaar van zijn leven. Hij is al bijna 50 jaar als zijn eerste grote succes in première gaat, de opera Jenufa. In Brno sticht hij een orgelschool die in 1919 als conservatorium wordt voortgezet. Aan die opleiding doceert Janácek compositie.
In zijn begintijd doen zijn meeste composities somber en kil aan, maar later schrijft Janácek een groot aantal energieke werken, die sterke invloeden van de Slavische volksmuziek vertonen.
Pas twaalf jaar na de première, – in 1916 – wordt Jenufa in Praag opgevoerd.
Laatbloeier
Voor het eerst in zijn leven kan de 62-jarige componist van een groot succes spreken. Hij begint aan zijn tweede jeugd. Hij wordt verliefd op een jonge getrouwde vrouw, Kamila Stösslová. Zijn gevoelens worden dan wel niet beantwoord, maar die liefdesobsessie leidt wel tot zijn grootste werken, Katya Kabanova (1921), Het sluwe vosje (1924) en De zaak Makropoulus (1925).
Er volgen van zijn hand nog een liederencyclus, een strijkkwartet, een blaassextet, de ‘Glagolitisch Mis’ en de ‘Sinfonietta voor orkest’. Zelfs in het jaar van zijn overlijden schrijft hij nog een strijkkwartet. Op 12 augustus 1928 overlijdt Janacek in een sanatorium in Ostrava.