Hendrik Franciscus Andriessen werd op 17 september 1892 geboren in het huis aan de Bakenessergracht 26A in Haarlem. Hendrik kwam uit een muzikaal nest. Zijn vader Nico was als organist en dirigent verbonden aan de Haarlemse Sint-Josephkerk, moeder Gezine Vester was een begenadigd kunstschilder.
Hendrik Andriessen volgde in mei 1913 zijn overleden vader Nico op als organist van de Josephkerk. Orgelles kreeg hij van Louis Robert, de toenmalige Haarlemse stadsorganist. Andriessen behaalde in 1916 het eind-getuigschrift voor hoofdvak compositie aan het Amsterdamsch Conservatorium. Daar ontmoette hij de pianostudente Tine Anschütz, met wie hij op 12 augustus 1919 trouwde.
Na een dienstverband van eenentwintig jaar besloot Andriessen dat het tijd werd om de Josephkerk te verruilen voor een andere werkplek. Hij solliciteerde in juli 1934 met succes naar de post van dirigent en organist van de Utrechtse Sint-Catharinakathedraal. Helemaal onbekend was Andriessen niet in de Domstad, vier jaar eerder was hij er orgeldocent geworden aan de katholieke Kerkmuziekschool aan de Plompetorengracht.
Het ging Andriessen voor de wind in Utrecht. De Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst zocht een nieuwe directeur voor de plaatselijke muziekschool annex conservatorium, als opvolger van Jan van Gilse. Ze vonden in Andriessen een uitstekende kandidaat, hij kon op 1 september 1937 aan de slag. Andriessen kreeg het druk, want op datzelfde moment begon hij als hoofdleraar theorie en compositie en de pedagogie van die vakken aan het Amsterdamsch Conservatorium.
Intussen vierde Andriessen triomfen als componist. Vooral zijn in 1935 voltooide Variaties en Fuga op een thema van Kuhnau voor strijkorkest, beter bekend als de Kuhnau Variaties, werd veel gespeeld. Andriessen bouwde gestaag verder aan zijn toch al indrukwekkende oeuvre. Zijn kerkmuzikale catalogus breidde hij uit met een aantal missen en zijn beroemde Magnificat (1937). De première van de Ballade van den merel (1936) door het Rotterdams Philhamonisch orkest onder Eduard Flipse ging niet onopgemerkt voorbij. Hetzelfde geldt voor de eerste uitvoering van de Tweede Symfonie (1938) door het Concertgebouworkest onder Eduard van Beinum. En op 20 april 1940, vlak voor het uitbreken van de oorlog, brachten de violist Thomas Magyar, de cellist Piet Lentz en de pianist Cor de Groot Andriessens Trio nr. 2 in première. Een paar dagen later sprak Paul F. Sanders in Het Volk van “een rijp stuk van waarlijk meesterlijke allure, dat men als een zeer belangrijke aanwinst moet beschouwen voor de trio-literatuur”.
Het leven van Hendrik Andriessen nam een geheel nieuwe wending toen hij per 1 mei 1949 werd benoemd tot directeur van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Deze baan was zo veeleisend, dat hij de meeste van zijn andere werkzaamheden moest beëindigen. Hij nam ontslag aan de conservatoria van Utrecht en Amsterdam. Ook zijn baan als organist van de Utrechtse kathedraal moest hij noodgedwongen opgeven. Andriessen zou daarna geen nieuwe organistenbetrekking meer aanvaarden.
De R.K. Universiteit Nijmegen benoemde Andriessen in 1952 tot buitengewoon hoogleraar in de muziekwetenschap. Op 3 oktober hield hij zijn inaugurele rede, getiteld ‘Aspecten der Nederlandse muziek’. Hierin wees hij onder meer op de intense invloed van muziek op mens en samenleving.
Toen hij in 1957 de pensioengerechtigde leeftijd bereikte, nam Andriessen afscheid van het Koninklijk Conservatorium. Bij die gelegenheid werd hij benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. In de jaren erna kreeg hij diverse muziekprijzen, waaronder de prijs van de Johan Wagenaarstichting (1958), de prijs van Kunstenaarsverzet (1959), de Sweelinckprijs (1960) en de Professor Van der Leeuwprijs (1960).
Begin juli 1963 ging Andriessen op zeventigjarige leeftijd met emeritaat als buitengewoon hoogleraar van de Universiteit Nijmegen. Tine Andriessen overleed op 15 juli 1975. Andriessen zelf overleed op Palmzondag, 12 april 1981. Vier dagen later werd hij, na een plechtige requiemmis in de Josephkerk, naast zijn vrouw begraven op begraafplaats Berkenrode in Heemstede.